H4639 מַעֲשֶׂה
labour, acts, doing, work, needlework
Psalm 102:26 | Gij hebt voormaals de aarde gegrond, en de hemelen zijn het werk Uwer handen; |
Psalm 103:22 | Looft den HEERE, al Zijn werken! aan alle plaatsen Zijner heerschappij. Loof den HEERE, mijn ziel! |
Psalm 104:13 | Hij drenkt de bergen uit Zijn opperzalen; de aarde wordt verzadigd van de vrucht Uwer werken. |
Psalm 104:24 | Hoe groot zijn Uw werken, o HEERE! Gij hebt ze alle met wijsheid gemaakt; het aardrijk is vol van Uw goederen. |
Psalm 104:31 | De heerlijkheid des HEEREN zij tot in der eeuwigheid; de HEERE verblijde Zich in Zijn werken. |
Psalm 106:13 | [Doch] zij vergaten haast Zijn werken, zij verbeidden naar Zijn raad niet. |
Psalm 106:35 | Maar zij vermengden zich met de heidenen, en leerden derzelver werken. |
Psalm 106:39 | En zij ontreinigden zich door hun werken, en zij hebben gehoereerd door hun daden. |
Psalm 107:22 | En dat zij lofofferen offeren, en met gejuich Zijn werken vertellen. |
Psalm 107:24 | Die zien de werken des HEEREN, en Zijn wonderwerken in de diepte. |
Psalm 111:2 | [Gimel.] De werken des HEEREN zijn groot; [Daleth.] zij worden gezocht van allen, die er lust in hebben. |
Psalm 111:6 | [Caph.] Hij heeft de kracht Zijner werken Zijn volke bekend gemaakt; [Lamed.] hun gevende de erve der heidenen. |
Psalm 111:7 | [Mem.] De werken Zijner handen zijn waarheid en oordeel; [Nun.] al Zijn bevelen zijn getrouw. |
Psalm 115:4 | Hunlieder afgoden zijn zilver en goud, het werk van des mensen handen; |
Psalm 118:17 | Ik zal niet sterven, maar leven; en ik zal de werken des HEEREN vertellen. |
Psalm 135:15 | De afgoden der heidenen zijn zilver en goud, een werk van mensenhanden. |
Psalm 138:8 | De HEERE zal het voor mij voleinden; Uw goedertierenheid, HEERE! is in der eeuwigheid; en laat niet varen de werken Uwer handen. |
Psalm 139:14 | Ik loof U, omdat ik op een heel vreselijke wijze wonderbaarlijk gemaakt ben; wonderlijk zijn Uw werken! ook weet het mijn ziel zeer wel. |
Psalm 143:5 | Ik gedenk aan de dagen van ouds; ik overleg al Uw daden; ik spreek bij mijzelven van de werken Uwer handen. |
Psalm 145:4 | [Daleth.] Geslacht aan geslacht zal Uw werken roemen; en zij zullen Uw mogendheden verkondigen. |