Numeri 26:50 | Dat zijn de geslachten van Nafthali, naar hun geslachten; en hun getelden waren vijf en veertig duizend en vierhonderd. |
Numeri 26:51 | Dat zijn de getelden van de zonen Israëls: zeshonderd een duizend zevenhonderd en dertig. |
Numeri 26:54 | Aan degenen, die veel zijn, zult gij hun erfenis meerder maken, en aan hen, die weinig zijn, zult gij hun erfenis minder maken; aan een iegelijk zal, naar zijn getelden, zijn erfenis gegeven worden. |
Numeri 26:57 | Dit zijn nu de getelden van Levi, naar hun geslachten: van Gerson het geslacht der Gersonieten; van Kohath het geslacht der Kohathieten; van Merari het geslacht der Merarieten. |
Numeri 26:62 | En hun getelden waren drie en twintig duizend, al wat mannelijk is, van een maand oud en daarboven; want dezen werden niet geteld onder de kinderen Israëls, omdat hun geen erfenis gegeven werd onder de kinderen Israëls. |
Numeri 26:63 | Dat zijn de getelden van Mozes en Eleazar, den priester, die de kinderen Israëls telden in de vlakke velden van Moab, aan de Jordaan van Jericho. |
Numeri 26:64 | En onder dezen was niemand uit de getelden van Mozes en Aaron, den priester, als zij de kinderen Israëls telden in de woestijn van Sinaï. |
Numeri 27:16 | Dat de HEERE, de God der geesten van alle vlees, een man stelle over deze vergadering. |
Numeri 31:14 | En Mozes werd grotelijks vertoornd tegen de bevelhebbers des heirs, de hoofdlieden der duizenden, en de hoofdlieden der honderden, die uit den strijd van dien oorlog kwamen. |
Numeri 31:48 | Toen traden tot Mozes de bevelhebbers, die over de duizenden des heirs waren, de hoofdlieden der duizenden, en de hoofdlieden der honderden; |
Numeri 31:49 | En zij zeiden tot Mozes: Uw knechten hebben opgenomen de som der krijgslieden, die onder onze hand geweest zijn; en uit ons ontbreekt niet een man. |
Deuteronomium 5:9 | Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen; want Ik, de HEERE, uw God, ben een ijverig God, Die de misdaad der vaderen bezoek aan de kinderen, en aan het derde, en aan het vierde [lid] dergenen, die Mij haten; |
Deuteronomium 20:9 | En het zal geschieden, als die ambtlieden geeindigd zullen hebben te spreken tot het volk, zo zullen zij oversten der heiren aan de spits des volks bestellen. |
Jozua 8:10 | En Jozua maakte zich des morgens vroeg op, en hij monsterde het volk; en hij trok op, hij en de oudsten van Israel, voor het aangezicht des volks, naar Ai. |
Jozua 10:18 | Zo zeide Jozua: Wentelt grote stenen voor den mond der spelonk, en stelt mannen daarvoor om hen te bewaren. |
Richteren 15:1 | En het geschiedde na [sommige] dagen, in de dagen van den tarweoogst, dat Simson zijn huisvrouw bezocht met een geitenbokje, en hij zeide: Laat mij tot mijn huisvrouw ingaan in de kamer; maar haar vader liet hem niet toe in te gaan. |
Richteren 20:15 | En de kinderen van Benjamin werden te dien dage geteld uit de steden, zes en twintig duizend mannen, die het zwaard uittrokken, behalve dat de inwoners van Gibea geteld werden, zevenhonderd uitgelezene mannen. |
Richteren 20:17 | En de mannen van Israel werden geteld, behalve Benjamin, vierhonderd duizend mannen, die het zwaard uittrokken; deze allen waren mannen van oorlog. |
Richteren 21:3 | En zeiden: O HEERE, God van Israel! Waarom is dit geschied in Israel, dat er heden een stam van Israel gemist wordt? |
Richteren 21:9 | Want het volk werd geteld, en ziet, er was niemand van de inwoners van Jabes in Gilead. |