Psalm 82:8 | Sta op, o God! oordeel het aardrijk, want Gij bezit alle natien. |
Psalm 86:14 | O God! de hovaardigen staan tegen mij op, en de vergaderingen der tirannen zoeken mijn ziel; en zij stellen U niet voor hun ogen. |
Psalm 88:11 | Zult Gij wonder doen aan de doden? Of zullen de overledenen opstaan, zullen zij U loven? Sela. |
Psalm 89:44 | Gij hebt ook de scherpte zijns zwaards omgekeerd, en hebt hem niet staande gehouden in den strijd. |
Psalm 92:12 | En mijn oog zal mijn verspieders aanschouwen; mijn oren zullen het horen, aangaande de boosdoeners, die tegen mij opstaan. |
Psalm 94:16 | Wie zal voor mij staan tegen de boosdoeners? Wie zal zich voor mij stellen tegen de werkers der ongerechtigheid? |
Psalm 102:14 | Gij zult opstaan, Gij zult U ontfermen over Sion, want de tijd om haar genadig te zijn, want de bestemde tijd is gekomen. |
Psalm 107:29 | Hij doet den storm stilstaan, zodat hun golven stilzwijgen. |
Psalm 109:28 | Laat hen vloeken, maar zegen Gij; laat hen zich opmaken, maar dat zij beschaamd worden; doch dat zich Uw knecht verblijde. |
Psalm 113:7 | Die den geringe uit het stof opricht, [en] den nooddruftige uit den drek verhoogt; |
Psalm 119:28 | Mijn ziel druipt weg van treurigheid; richt mij op naar Uw woord. |
Psalm 119:38 | Bevestig Uw toezeggingen aan Uw knecht, die Uw vreze toegedaan is. |
Psalm 119:62 | Te middernacht sta ik op, om U te loven voor de rechten Uwer gerechtigheid. |
Psalm 119:106 | Ik heb gezworen, en zal het bevestigen, dat ik onderhouden zal de rechten Uwer gerechtigheid. |
Psalm 124:2 | Ten ware de HEERE, Die bij ons geweest is, als de mensen tegen ons opstonden; |
Psalm 127:2 | Het is tevergeefs, dat gijlieden vroeg opstaat, laat opblijft, eet brood der smarten; het is alzo, dat Hij het Zijn beminden [als in] den slaap geeft. |
Psalm 132:8 | Sta op, HEERE! tot Uw rust, Gij en de ark Uwer sterkte! |
Psalm 139:2 | Gij weet mijn zitten en mijn opstaan; Gij verstaat van verre mijn gedachten. |
Psalm 140:11 | Vurige kolen moeten op hen geschud worden; Hij doe hen vallen in het vuur, in diepe kuilen, dat zij niet weder opstaan. |
Spreuken 6:9 | Hoe lang zult gij, luiaard, nederliggen? Wanneer zult gij van uw slaap opstaan? |