Numeri 31:39 | En de ezelen waren dertig duizend en vijfhonderd, en hun schatting voor den HEERE was een en zestig. |
Numeri 31:40 | En der mensen zielen waren zestien duizend, en hun schatting voor den HEERE twee en dertig zielen. |
Numeri 31:43 | (Het halve deel nu der vergadering was, uit de schapen, driehonderd zeven en dertig duizend en vijfhonderd; |
Numeri 31:44 | En de runderen waren zes en dertig duizend; |
Numeri 31:45 | En de ezelen dertig duizend en vijfhonderd; |
Deuteronomium 2:14 | De dagen nu, die wij gewandeld hebben van Kades-barnea, totdat wij over de beek Zered getogen zijn, waren acht en dertig jaren; totdat het ganse geslacht der krijgslieden uit het midden der heirlegers verteerd was, gelijk de HEERE hun gezworen had. |
Deuteronomium 34:8 | En de kinderen Israels beweenden Mozes, in de vlakke velden van Moab, dertig dagen; en de dagen des wenens, van den rouw over Mozes, werden voleindigd. |
Jozua 7:5 | En de mannen van Ai sloegen van dezelven omtrent zes en dertig man, en vervolgden hen [van] voor de poort tot Schebarim toe, en sloegen hen in een afgang. Toen versmolt het hart des volks, en het werd tot water. |
Jozua 8:3 | Toen maakte zich Jozua op, en al het krijgsvolk, om op te trekken naar Ai. En Jozua verkoos dertig duizend mannen, strijdbare helden, en hij zond hen bij nacht uit, |
Jozua 12:24 | De koning van Thirza, een. Al deze koningen zijn een en dertig. |
Richteren 10:4 | En hij had dertig zonen, rijdende op dertig ezelveulens, en die hadden dertig steden, die zij noemden Havvoth-jair, tot op dezen dag, dewelke in het land van Gilead zijn. |
Richteren 12:9 | En hij had dertig zonen; en hij zond dertig dochteren naar buiten, en bracht dertig dochteren van buiten in voor zijn zonen; en hij richtte Israel zeven jaren. |
Richteren 12:14 | En hij had veertig zonen, en dertig zoons zonen, rijdende op zeventig ezelveulens; en hij richtte Israel acht jaren. |
Richteren 14:11 | En het geschiedde, als zij hem zagen, zo namen zij dertig metgezellen, die bij hem zouden zijn. |
Richteren 14:12 | Simson dan zeide tot hen: Ik zal nu ulieden een raadsel te raden geven; indien gij mij dat in de zeven dagen dezer bruiloft wel zult verklaren en uitvinden, zo zal ik ulieden geven dertig fijne lijnwaadsklederen, en dertig wisselklederen. |
Richteren 14:13 | En indien gij het mij niet zult kunnen verklaren, zo zult gijlieden mij geven dertig fijne lijnwaadsklederen, en dertig wisselklederen. En zij zeiden tot hem: Geef uw raadsel te raden, en laat het ons horen. |
Richteren 14:19 | Toen werd de Geest des HEEREN vaardig over hem, en hij ging af naar de Askelonieten, en sloeg van hen dertig man; en hij nam hun gewaad, en gaf de wisselklederen aan degenen, die dat raadsel verklaard hadden. Doch zijn toorn ontstak, en hij ging op in zijns vaders huis. |
Richteren 20:31 | Toen togen de kinderen van Benjamin uit, het volk tegemoet, [en] werden van de stad afgetrokken; en zij begonnen te slaan van het volk, [en] te doorsteken, gelijk de andere malen, op de straten, waarvan de een opgaat naar het huis Gods, en de andere naar Gibea, in het veld, omtrent dertig man van Israel. |
Richteren 20:39 | Zo keerden zich de mannen van Israel om in den strijd; en Benjamin had begonnen te slaan [en] te doorsteken van de mannen van Israel omtrent dertig man; want zij zeiden: Immers is hij zekerlijk voor ons aangezicht geslagen, als in den vorigen strijd. |
1 Samuel 4:10 | Toen streden de Filistijnen, en Israël werd geslagen, en zij vloden een iegelijk in zijn tenten; en er geschiedde een zeer grote nederlaag, zodat er van Israël vielen dertig duizend voetvolks. |