1 Kronieken 12:18 | En de Geest toog Amasai aan, den overste der hoofdlieden, [en hij zeide]: Wij zijn uw, o David, en met u zijn wij, gij, zoon van Isai. Vrede, vrede zij u, en vrede uw helperen; want uw God helpt u. Toen nam David hen aan, en stelde hen tot hoofden der benden. |
1 Kronieken 12:34 | En uit Nafthali, duizend oversten, en bij hen met rondas en spies, zeven en dertig duizend. |
1 Kronieken 15:7 | Van de kinderen van Gersom was Joel overste, en van zijn broederen waren honderd en dertig. |
1 Kronieken 19:7 | Zodat zij zich huurden twee en dertig duizend wagenen; en de koning van Maacha en zijn volk kwamen en legerden zich voor Medeba; ook vergaderden de kinderen Ammons uit hun steden, en zij kwamen ten strijde. |
1 Kronieken 23:3 | En de Levieten werden geteld, van dertig jaren af en daarboven; en hun getal was, naar hun hoofden, aan mannen, acht en dertig duizend. |
1 Kronieken 27:6 | Deze Benaja was een held van de dertig, en over de dertig; en [over] zijn verdeling was Ammizabad, zijn zoon. |
1 Kronieken 29:27 | De dagen nu, die hij geregeerd heeft over Israel, zijn veertig jaren; te Hebron regeerde hij zeven jaren, en te Jeruzalem regeerde hij drie en dertig. |
2 Kronieken 3:15 | Nog maakte hij voor het huis twee pilaren, van vijf en dertig ellen in lengte; en het kapiteel, dat op derzelver hoofd was, was van vijf ellen. |
2 Kronieken 4:2 | Daartoe maakte hij de gegoten zee; van tien ellen was zij, van haar enen rand tot haar anderen rand, rondom rond, en van vijf ellen in haar hoogte, en een meetsnoer van dertig ellen omving ze rondom. |
2 Kronieken 15:19 | En er was geen oorlog tot in het vijf en dertigste jaar van het koninkrijk van Asa. |
2 Kronieken 16:1 | In het zes en dertigste jaar van het koninkrijk van Asa, toog Baesa, de koning van Israel, op tegen Juda, en bouwde Rama, opdat hij niemand toeliet uit te gaan en in te komen tot Asa, den koning van Juda. |
2 Kronieken 16:12 | Asa nu werd, in het negen en dertigste jaar van zijn koninkrijk, krank aan zijn voeten; tot op het hoogste toe was zijn krankheid; daartoe ook zocht hij den HEERE niet in zijn krankheid, maar de medicijnmeesters. |
2 Kronieken 20:31 | Zo regeerde Josafat over Juda; hij was vijf en dertig jaren oud, als hij koning werd, en hij regeerde vijf en twintig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Azuba, een dochter van Silhi. |
2 Kronieken 21:5 | Twee en dertig jaar was Joram oud, toen hij koning werd, en hij regeerde acht jaren te Jeruzalem. |
2 Kronieken 21:20 | Hij was twee en dertig [jaren] oud, als hij koning werd, en regeerde acht jaren te Jeruzalem; en hij ging henen zonder begeerd te zijn; en zij begroeven hem in de stad Davids, maar niet in de graven der koningen. |
2 Kronieken 24:15 | En Jojada werd oud en zat van dagen, en stierf; hij was honderd en dertig jaren oud, toen hij stierf. |
2 Kronieken 34:1 | Josia was acht jaren oud, toen hij koning werd, en regeerde een en dertig jaren te Jeruzalem. |
2 Kronieken 35:7 | En Josia gaf voor het volk, van klein vee, lammeren en jonge geitenbokken, die alle tot paasofferen, naar al hetgeen er gevonden werd, in getal dertig duizend; maar van runderen drie duizend; dit was van des konings have. |
Ezra 1:9 | En dit is hun getal: dertig gouden bekkens, duizend zilveren bekkens, negen en twintig messen; |
Ezra 1:10 | Dertig gouden bekers, vierhonderd en tien andere zilveren bekers; andere vaten, duizend. |