1 Samuel 9:22 | dan nam Saul en zijn jongen, en hij bracht ze in de kamer; en hij gaf hun plaats aan het opperste der genodigden; die nu waren omtrent dertig man. |
1 Samuel 11:8 | En hij telde hen te Bezek; en van de kinderen Israels waren driehonderd duizend, en van de mannen van Juda dertig duizend. |
1 Samuel 13:5 | En de Filistijnen werden verzameld om te strijden tegen Israel, dertig duizend wagens, en zes duizend ruiters, en volk in menigte als het zand, dat aan den oever der zee is; en zij togen op, en legerden zich te Michmas, tegen het oosten van Beth-aven. |
2 Samuel 5:4 | Dertig jaar was David oud, als hij koning werd; veertig jaren heeft hij geregeerd. |
2 Samuel 5:5 | Te Hebron regeerde hij over Juda zeven jaren en zes maanden; en te Jeruzalem regeerde hij drie en dertig jaren over gans Israel en Juda. |
2 Samuel 6:1 | Daarna verzamelde David wederom alle uitgelezenen in Israel, dertig duizend. |
2 Samuel 23:13 | Ook gingen af drie van de dertig hoofden, en kwamen in den oogst tot David, in de spelonk van Adullam; en de hoop der Filistijnen had zich gelegerd in het dal Rafaim. |
2 Samuel 23:23 | Hij was de heerlijkste van de dertig, maar tot die drie [eersten] kwam hij niet; en David stelde hem over zijn trawanten. |
2 Samuel 23:24 | Asahel, Joabs broeder, was onder de dertig; Elhanan, de zoon van Dodo, van Bethlehem; |
2 Samuel 23:39 | Uria, de Hethiet, zeven en dertig in alles. |
1 Koningen 2:11 | De dagen nu, die David geregeerd heeft over Israel, zijn veertig jaren; zeven jaren heeft hij geregeerd in Hebron, en in Jeruzalem heeft hij drie en dertig jaren geregeerd. |
1 Koningen 4:22 | De spijze nu van Salomo was voor een dag, dertig kor meelbloem, en zestig kor meel; |
1 Koningen 5:13 | En de koning Salomo deed een uitschot opkomen uit gans Israel; en het uitschot was dertig duizend man. |
1 Koningen 6:2 | En dat huis, hetwelk de koning Salomo den HEERE bouwde, was van zestig ellen in zijn lengte, en van twintig in zijn breedte, en van dertig ellen in zijn hoogte. |
1 Koningen 7:2 | Hij bouwde ook het huis des wouds van Libanon, van honderd ellen in zijn lengte, en vijftig ellen in zijn breedte, en dertig ellen in zijn hoogte, op vier rijen van cederen pilaren, en cederen balken op de pilaren. |
1 Koningen 7:6 | Daarna maakte hij een voorhuis van pilaren; vijftig ellen was zijn lengte, en dertig ellen zijn breedte; en het voorhuis was tegenover die, en de pilaren met de dikke balken tegenover dezelve. |
1 Koningen 7:23 | Verder maakte hij de gegotene zee; van tien ellen was zij van haar enen rand tot haar anderen rand, rondom rond, en van vijf ellen in haar hoogte, en een meetsnoer van dertig ellen omving ze rondom. |
1 Koningen 16:23 | In het een en dertigste jaar van Asa, den koning van Juda, werd Omri koning over Israel, [en regeerde] twaalf jaren; te Thirza regeerde hij zes jaren. |
1 Koningen 16:29 | En Achab, de zoon van Omri, werd koning over Israel, in het acht en dertigste jaar van Asa, den koning van Juda; en Achab, de zoon van Omri, regeerde over Israel, te Samaria, twee en twintig jaren. |
1 Koningen 20:1 | En Benhadad, de koning van Syrie, vergaderde al zijn macht; en twee en dertig koningen waren met hem, en paarden en wagenen; en hij toog op, en belegerde Samaria en krijgde tegen haar. |