G1063 γάρ
want

Bijbelteksten

Hebreeen 5:1Want alle hogepriester, uit de mensen genomen, wordt gesteld voor de mensen in de zaken, die bij God [te doen zijn], opdat hij offere gaven en slachtofferen voor de zonden;
Hebreeen 5:12Want gij, daar gij leraars behoordet te zijn vanwege den tijd, hebt wederom van node, dat men u lere, welke de eerste beginselen zijn der woorden Gods; en gij zijt geworden, [als] die melk van node hebben, en niet vaste spijze.
Hebreeen 5:13Want een iegelijk die der melk deelachtig is, die is onervaren in het woord der gerechtigheid, want hij is een kind.
Hebreeen 6:4Want het is onmogelijk, degenen, die eens verlicht geweest zijn, en de hemelse gave gesmaakt hebben, en des Heiligen Geestes deelachtig geworden zijn,
Hebreeen 6:7Want de aarde, die den regen, menigmaal op haar komende, indrinkt, en bekwaam kruid voortbrengt voor degenen, door welke zij ook gebouwd wordt, die ontvangt zegen van God;
Hebreeen 6:10Want God is niet onrechtvaardig, dat Hij uw werk zou vergeten, en den arbeid der liefde, die gij aan Zijn Naam bewezen hebt, als die de heiligen gediend hebt en [nog] dient.
Hebreeen 6:13Want als God aan Abraham de belofte deed, dewijl Hij bij niemand, die meerder was, had te zweren, zo zwoer Hij bij Zichzelven,
Hebreeen 6:16Want de mensen zweren wel bij den meerdere [dan zij zijn], en de eed tot bevestiging is denzelven een einde van alle tegenspreken;
Hebreeen 7:1Want deze Melchizedek was koning van Salem, een priester des Allerhoogsten Gods, die Abraham tegemoet ging, als hij wederkeerde van het slaan der koningen, en hem zegende;
Hebreeen 7:10Want hij was nog in de lenden des vaders, als hem Melchizedek tegemoet ging.
Hebreeen 7:11Indien dan nu de volkomenheid door het Levietische priesterschap ware (want onder hetzelve heeft het volk de wet ontvangen), wat nood was het nog, dat een ander priester naar de ordening van Melchizedek zou opstaan, en die niet zou gezegd worden te zijn naar de ordening van Aaron?
Hebreeen 7:12Want het priesterschap veranderd zijnde, zo geschiedt er ook noodzakelijk verandering der wet.
Hebreeen 7:13Want Hij, op Wien deze dingen gezegd worden, behoort tot een anderen stam, van welken niemand zich tot het altaar begeven heeft.
Hebreeen 7:14Want het is openbaar, dat onze Heere uit Juda gesproten is, op welken stam Mozes niets gesproken heeft van het priesterschap.
Hebreeen 7:17Want Hij getuigt: Gij zijt Priester in der eeuwigheid naar de ordening van Melchizedek.
Hebreeen 7:18Want de vernietiging van het voorgaande gebod geschiedt om deszelfs zwakheids en onprofijtelijkheids wil;
Hebreeen 7:19Want de wet heeft geen ding volmaakt, maar de aanleiding van een betere hoop, door welke wij tot God genaken.
Hebreeen 7:20En voor zoveel het niet zonder eedzwering [is geschied], (want genen zijn wel zonder eedzwering priesters geworden;
Hebreeen 7:26Want zodanig een Hogepriester betaamde ons, heilig, onnozel, onbesmet, afgescheiden van de zondaren, en hoger dan de hemelen geworden;
Hebreeen 7:27Dien het niet allen dag nodig was, gelijk den hogepriesters, eerst voor zijn eigen zonden slachtofferen op te offeren, daarna, [voor de zonden] des volks; want dat heeft Hij eenmaal gedaan, als Hij Zichzelven opgeofferd heeft.

Mede mogelijk dankzij

Doneer Aantekeningen bij de Bijbel