Lukas 21:15 | Want Ik zal u mond en wijsheid geven, welke niet zullen kunnen tegenspreken, noch wederstaan allen, die zich tegen u zetten. |
Lukas 21:36 | Waakt dan te aller tijd, biddende, dat gij moogt waardig geacht worden te ontvlieden al deze dingen, die geschieden zullen, en te staan voor den Zoon des mensen. |
Lukas 22:5 | En zij waren verblijd, en zijn het eens geworden, dat zij hem geld geven zouden. |
Lukas 22:6 | En hij beloofde het, en zocht gelegenheid, om Hem hun over te leveren, zonder oproer. |
Lukas 22:15 | En Hij zeide tot hen: Ik heb grotelijks begeerd, dit pascha met u te eten, eer dat Ik lijde; |
Lukas 22:40 | En als Hij aan die plaats gekomen was, zeide Hij tot hen: Bidt, dat gij niet in verzoeking komt. |
Lukas 22:42 | Zeggende: Vader, of Gij wildet dezen drinkbeker van Mij wegnemen, doch niet Mijn wil, maar de Uwe geschiede. |
Lukas 23:8 | En als Herodes Jezus zag, werd hij zeer verblijd; want hij was van over lang begerig geweest Hem te zien, omdat hij veel van Hem hoorde; en hoopte enig teken te zien, dat van Hem gedaan zou worden. |
Lukas 24:7 | Zeggende: De Zoon des mensen moet overgeleverd worden in de handen der zondige mensen, en gekruisigd worden, en ten derden dage wederopstaan. |
Lukas 24:16 | En hun ogen werden gehouden, dat zij Hem niet kenden. |
Lukas 24:26 | Moest de Christus niet deze dingen lijden, en [alzo] in Zijn heerlijkheid ingaan? |
Lukas 24:46 | En zeide tot hen: Alzo is er geschreven, en alzo moest de Christus lijden, en van de doden opstaan ten derden dage. |
Johannes 1:43 | En hij leidde hem tot Jezus. En Jezus, hem aanziende, zeide: Gij zijt Simon, de zoon van Jonas; gij zult genaamd worden Cefas, hetwelk overgezet wordt Petrus. |
Johannes 3:3 | Jezus antwoordde en zeide tot hem: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Tenzij dat iemand wederom geboren worde, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien. |
Johannes 3:4 | Nicodemus zeide tot Hem: Hoe kan een mens geboren worden, [nu] oud zijnde? Kan hij ook andermaal in zijner moeders buik ingaan, en geboren worden? |
Johannes 3:5 | Jezus antwoordde: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Zo iemand niet geboren wordt uit water en Geest, hij kan in het Koninkrijk Gods niet ingaan. |
Johannes 4:7 | Er kwam een vrouw uit Samaria om water te putten. Jezus zeide tot haar: Geef Mij te drinken. |
Johannes 4:9 | Zo zeide dan de Samaritaanse vrouw tot Hem: Hoe begeert Gij, Die een Jood zijt, van mij te drinken, die een Samaritaanse vrouw ben? Want de Joden houden geen gemeenschap met de Samaritanen. |
Johannes 4:10 | Jezus antwoordde en zeide tot haar: Indien gij de gave Gods kendet, en Wie Hij is, Die tot u zegt: Geef Mij te drinken, zo zoudt gij van Hem hebben begeerd, en Hij zoude u levend water gegeven hebben. |
Johannes 4:32 | Maar Hij zeide tot hen: Ik heb een spijs om te eten, die gij niet weet. |