H6242 עֶשְׂרִים
sixscore +, twenty, twentieth

Bijbelteksten

Ezra 2:21De kinderen van Bethlehem, honderd drie en twintig.
Ezra 2:23De mannen van Anathoth, honderd acht en twintig.
Ezra 2:26De kinderen van Rama en Gaba, zeshonderd een en twintig.
Ezra 2:27De mannen van Michmas, honderd twee en twintig.
Ezra 2:28De mannen van Beth-el en Ai, tweehonderd drie en twintig.
Ezra 2:32De kinderen van Harim, driehonderd en twintig.
Ezra 2:33De kinderen van Lod, Hadid en Ono, zevenhonderd vijf en twintig.
Ezra 2:41De zangers. De kinderen van Asaf, honderd acht en twintig.
Ezra 2:67Hun kemelen, vierhonderd vijf en dertig; de ezelen, zes duizend zevenhonderd en twintig.
Ezra 3:8In het tweede jaar nu hunner aankomst ten huize Gods te Jeruzalem, in de tweede maand, begonnen Zerubbabel, de zoon van Sealthiel, en Jesua, de zoon van Jozadak, en de overige hunner broederen, de priesters en de Levieten, en allen, die uit de gevangenis te Jeruzalem gekomen waren; en zij stelden de Levieten, van twintig jaren oud en daarboven, om opzicht te nemen over het werk van des HEEREN huis.
Ezra 8:11En van de kinderen van Babai, Zacharja, de zoon van Bebai; en met hem acht en twintig manspersonen.
Ezra 8:19En Hasabja, en met hem Jesaja, van de kinderen van Merari, [met] zijn broederen, en hun zonen, twintig;
Ezra 8:20En van Nethinim, die David en de vorsten ten dienste der Levieten gegeven hadden, tweehonderd en twintig Nethinim, die allen bij namen genoemd werden.
Ezra 8:27En twintig gouden bekers, tot duizend drachmen; en twee vaten van blinkend goed koper, begeerlijk als goud.
Ezra 10:9Toen verzamelden zich alle mannen van Juda en Benjamin te Jeruzalem in drie dagen; het was de negende maand op den twintigsten in de maand; en al het volk zat op de straat van Gods huis, sidderende om deze zaak, en vanwege de plasregenen.
Nehemia 1:1De geschiedenissen van Nehemia, zoon van Hachalja. En het geschiedde in de maand Chisleu, in het twintigste jaar, als ik te Susan in het paleis was;
Nehemia 2:1Toen geschiedde het in de maand Nisan, in het twintigste jaar van den koning Arthahsasta, [als er] wijn voor zijn aangezicht was, dat ik den wijn opnam, en gaf [hem] den koning; nu was ik nooit treurig geweest voor zijn aangezicht.
Nehemia 5:14Ook van dien dag af, dat hij mij bevolen heeft hun landvoogd te zijn in het land Juda, van het twintigste jaar af, tot het twee en dertigste jaar van den koning Arthahsasta, zijnde twaalf jaren, heb ik, met mijn broederen, het brood des landvoogds niet gegeten.
Nehemia 6:15De muur nu werd volbracht, op den vijf en twintigsten van Elul, in twee en vijftig dagen.
Nehemia 7:16De kinderen van Bebai, zeshonderd acht en twintig;

Mede mogelijk dankzij