Nehemia 7:17 | De kinderen van Azgad, twee duizend, driehonderd twee en twintig; |
Nehemia 7:22 | De kinderen van Hassum, driehonderd acht en twintig; |
Nehemia 7:23 | De kinderen van Bezai, driehonderd vier en twintig; |
Nehemia 7:27 | De mannen van Anathoth, honderd acht en twintig; |
Nehemia 7:30 | De mannen van Rama en Gaba, zeshonderd een en twintig; |
Nehemia 7:31 | De mannen van Michmas, honderd twee en twintig; |
Nehemia 7:32 | De mannen van Beth-el en Ai, honderd drie en twintig; |
Nehemia 7:35 | De kinderen van Harim, driehonderd en twintig; |
Nehemia 7:37 | De kinderen van Lod, Hadid en Ono, zevenhonderd een en twintig; |
Nehemia 7:69 | Kemelen, vierhonderd vijf en dertig; ezelen, zes duizend, zevenhonderd en twintig. |
Nehemia 9:1 | Voorts op den vier en twintigsten dag dezer maand verzamelden zich de kinderen Israëls met vasten en met zakken, en aarde was op hen. |
Nehemia 11:8 | En na hem Gabbai, Sallai; negenhonderd acht en twintig. |
Nehemia 11:12 | En hun broederen, die het werk in het huis deden, waren achthonderd twee en twintig. En Adaja, de zoon van Jeroham, den zoon van Pelalja, den zoon van Amzi, den zoon van Zacharja, den zoon van Pashur, den zoon van Malchia; |
Nehemia 11:14 | En hun broederen, dappere helden, waren honderd acht en twintig; en opziener over hen was Zabdiel, de zoon van Gedolim. |
Esther 1:1 | Het geschiedde nu in de dagen van Ahasveros, (hij is die Ahasveros, dewelke regeerde van Indie af tot aan Morenland toe, honderd zeven en twintig landschappen) |
Esther 8:9 | Toen werden des konings schrijvers geroepen, ter zelfder tijd, in de derde maand (zij is de maand Sivan), op den drie en twintigsten derzelve, en er werd geschreven naar alles, wat Mordechai gebood, aan de Joden, en aan de stadhouders, en landvoogden, en oversten der landschappen, die van Indie af tot aan Morenland [strekken], honderd zeven en twintig landschappen, een ieder landschap naar zijn schrift, een ieder volk naar zijn spraak; ook aan de Joden naar hun schrift en naar hun spraak. |
Esther 9:30 | En hij zond de brieven aan al de Joden, in de honderd zeven en twintig landschappen van het koninkrijk van Ahasveros, met woorden van vrede en trouw; |
Jeremia 25:3 | Van het dertiende jaar van Josia, den zoon van Amon, den koning van Juda, tot op dezen dag toe (dit is het drie en twintigste jaar) is het woord des HEEREN tot mij geschied; en ik heb tot ulieden gesproken, vroeg op zijnde en sprekende, maar gij hebt niet gehoord. |
Jeremia 52:1 | Zedekia was een en twintig jaren oud, als hij koning werd, en hij regeerde elf jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Hamutal, een dochter van Jeremia, van Libna. |
Jeremia 52:28 | Dit is het volk, dat Nebukadrezar gevankelijk heeft weggevoerd; in het zevende jaar, drie duizend drie en twintig Joden; |