G5259 ὑπό
door, onder

Bijbelteksten

Handelingen 20:3En als hij [aldaar] drie maanden overgebracht had, en hem van de Joden lagen gelegd werden, als hij naar Syrie zoude varen, zo werd hij van zin weder te keren door Macedonie.
Handelingen 21:35En als hij aan de trappen gekomen was, gebeurde het, dat hij van de krijgsknechten gedragen werd vanwege het geweld der schare.
Handelingen 22:11En als ik vanwege de heerlijkheid deszelven lichts niet zag, zo werd ik bij de hand geleid van degenen, die met mij waren, en kwam te Damaskus.
Handelingen 22:12En een zekere Ananias, een godvruchtig man naar de wet, [goede] getuigenis hebbende van al de Joden, die [daar] woonden,
Handelingen 23:10En als er grote tweedracht ontstaan was, de overste, vrezende, dat Paulus van hen verscheurd mocht worden, gebood, dat het krijgsvolk zou afkomen, en hem uit het midden van hen wegrukken, en in de legerplaats brengen.
Handelingen 23:27Alzo deze man van de Joden gegrepen was, en van hen omgebracht zou geworden zijn, ben ik daarover gekomen met het krijgsvolk, en heb hem [hun] ontnomen, bericht zijnde, dat hij een Romein is.
Handelingen 23:30En als mij te kennen gegeven was, dat van de Joden een lage tegen deze man [gelegd] zou worden, zo heb ik [hem] terstond aan u gezonden; gebiedende ook den beschuldigers voor u te zeggen, hetgeen zij tegen hem hadden. Vaarwel.
Handelingen 24:21Dan van dit enig woord, hetwelk ik riep, staande onder hen: Over de opstanding der doden word ik heden van ulieden geoordeeld!
Handelingen 24:26En tegelijk ook hopende, dat hem van Paulus geld gegeven zou worden, opdat hij hem losliet; waarom hij hem ook dikwijls ontbood, en sprak met hem.
Handelingen 25:14En toen zij aldaar vele dagen doorgebracht hadden, heeft Festus de zaken van Paulus aan den koning verhaald, zeggende: [Hier] is een zeker man van Felix gevangen gelaten;
Handelingen 26:2Ik acht mijzelven gelukkig, o koning Agrippa, dat ik mij heden voor u zal verantwoorden van alles, waarover ik van de Joden beschuldigd word;
Handelingen 26:6En nu sta ik, en word geoordeeld over de hoop der belofte, die van God tot de vaderen geschied is;
Handelingen 26:7Tot dewelke onze twaalf geslachten, geduriglijk nacht en dag [God] dienende, verhopen te komen; over welke hoop ik, o koning Agrippa, van de Joden word beschuldigd.
Handelingen 27:11Doch de hoofdman geloofde meer den stuurman en den schipper, dan hetgeen van Paulus gezegd werd.
Handelingen 27:41Maar vervallende op een plaats, die de zee aan beide zijden had, zetten zij het schip daarop; en het voorschip, vastzittende, bleef onbewegelijk, maar het achterschip brak van het geweld der baren.
Romeinen 3:9Wat dan? Zijn wij uitnemender? Ganselijk niet; want wij hebben te voren beschuldigd beiden Joden en Grieken, dat zij allen onder de zonde zijn;
Romeinen 3:13Hun keel is een geopend graf; met hun tongen plegen zij bedrog; slangenvenijn is onder hun lippen.
Romeinen 3:21Maar nu is de rechtvaardigheid Gods geopenbaard geworden zonder de wet, hebbende getuigenis van de wet en de profeten:
Romeinen 6:14Want de zonde zal over u niet heersen; want gij zijt niet onder de wet, maar onder de genade.
Romeinen 6:15Wat dan? Zullen wij zondigen, omdat wij niet zijn onder de wet, maar onder de genade? Dat zij verre.

Mede mogelijk dankzij

StudieboekenStudieboeken